Kiezen voor het religieuze leven betekent leven in gemeenschap met medezusters.
De gemeenschap is voor ons de kracht, waar Jezus Christus ons verzamelt met eenzelfde doel. Het is een plaats waar de ontmoeting en de dialoog tussen verschillende personen leeft, waar elk lid van de gemeenschap ontvangen wordt als een geschenk.
Alle zusters zijn hun kloosterleven begonnen in de gemeenschap van het moederhuis Regina Pacis in Hulsberg, waar ook de meeste zusters woonden.
De gemeenschappen in de andere huizen waren kleiner. Lange tijd bepaalde de provinciale overste in welke communiteit (gemeenschap) een zuster terecht kwam en dit hing ook samen met het werk dat er verricht moest worden. Het viel soms niet mee dat de zusters niet konden kiezen met wie ze samenwoonden. Ook omdat we maar een kleine congregatie zijn, is het moeilijk om elkaar te ontlopen, als je elkaar niet zo goed ligt. Maar de kleine omvang van de congregatie heeft ook als voordeel dat er een grote saamhorigheid is en de zusters elkaar, en ook hun wederzijdse familie, goed kennen.
Al is de omgang met medezusters soms moeilijk, toch geeft het gezamenlijke kloosterleven ook genoeg mogelijkheden tot gezelligheid en ontspanning. Tot in de jaren tachtig was er in alle huizen één zuster verantwoordelijk voor de keuken, maar alle andere huishoudelijke werkzaamheden werden door de zusters samen verricht. Bij het moederhuis in Hulsberg behoorde bovendien een boerderij , waar novicen en zusters samen zorgden voor de koeien en het kleinvee. Ze hooiden ook het weiland en onderhielden de grote moestuin. In het oogstseizoen was het een drukte van belang. Dan moesten groenten en fruit worden schoongemaakt en geweckt of gedroogd. Het werk in het huishouden, de tuin en de boerderij werd door velen als plezierig ervaren en schiep een band. In de jaren vijftig was het houden van grootvee niet langer rendabel, in de jaren zeventig verdween ook de moestuin. Aan de kerkelijke en kloosterfeesten werd veel aandacht en zorg besteed. Een mooie eucharistieviering, een versierde kapel, een goed gevulde en met bloemen getooide eettafel brachten een ontspannen, feestelijke sfeer. Met plezier denken veel zusters terug aan de toneelstukken en volksspelen die op feestdagen werden uitgevoerd, aan de eigen Oranje-optocht in de tuin met een zuster in de rol van koningin, aan de viering van Bevrijdingsdag en het sinterklaasfeest. Het uitstapje met alle zusters naar een of andere bezienswaardigheid in Nederland was een jaarlijks hoogtepunt.
Ook is het gemeenschapsleven een onmisbare steun gebleken voor het eigen geloofs- en gebedsleven. Omdat ze een gezamenlijk doel nastreven is het mogelijk dat de zusters, ondanks al hun verschillen, gebreken en eigenaardigheden toch samen wonen, bidden en werken. De communiteit wordt als een inspiratiebron ervaren, waar het religieuze leven beleeft en getoetst wordt en het ideaal van de eerste christengemeenschap beleefd wordt.
Met het stijgen van de gemiddelde leeftijd van de zusters raken ze meer op elkaar en op de gemeenschap aangewezen. De zusters werken tegenwoordig niet meer buitenshuis, maar verblijven in het moederhuis of het aangrenzende huize d’Alzon. Er is veel aandacht voor elkaars lichamelijk en geestelijk welzijn; niemand hoeft alleen te zijn of zich in de steek gelaten te voelen.