Missiezusters Oblaten van de Assumptie
De Oblaten van de Assumptie zijn in 1865 in Frankrijk gesticht door pater Emmanuel d’Alzon, Vicaris-generaal van Nîmes en stichter van de Augustijnen van de Assumptie( ook Assumptionisten genoemd).
De geschiedenis van de Oblaten is daardoor nauw verbonden met die van de Assumptionisten, die in 1845 door pater d’Alzon gesticht zijn.
Emmanuel d’Alzon was in de 19e eeuw één van de grote mannen, die gevoelig waren voor de grote veranderingen in zijn land en in de wereld, na de Franse Revolutie. Hij werd pijnlijk getroffen door het feit, dat God in de mensheid werd bedreigd en de mens zelf bedreigd werd als beeld van God.
Zijn passie voor de komst van het Godsrijk heeft hem in 1845 aangezet tot het stichten van de mannelijke gemeenschap van de Assumptie. Hij wenste deze zowel modern, als ook geworteld in de traditie van de Kerk. Hij plaatste haar in de school van Sint Augustinus voor de Godservaring, het gemeenschapsleven en de liefde voor de Kerk, in dienst van de mensheid, in waarheid, eenheid en naastenliefde.
In 1862 kreeg Pater d’Alzon een persoonlijke speciale opdracht van paus Pius IX, namelijk missewerk in het Oosten( met name in Bulgarije), om de terugkeer van de christelijke Bulgaren te bewerkstelligen of te ondersteunen. Vanaf november dat jaar, vertrekt Pater Galabert, een Assumptionist, naar Constantinopel om daar de situatie te verkennen. Pater d’Alzon voegt zich bij hem in het voorjaar van 1863.
Al snel hebben zij door dat de Assumptionisten behoefte hebben aan vrouwelijke religieuzen om hen te ondersteunen. Als dit echter niet lukt, besluit d’Alzon zelf
een zustercongregatie op te richten. Pater d’Alzon huurt een huis in zijn geboortestad Le Vigan, hier nemen 6 Oblaten hun intrek. Op 24 mei 1865 , de officiële datum van de stichting, doet pater d’Alzon de eerste mis in de kleine kapel.
Er worden verschillende « medestichteressen » benaderd en uiteindelijk vindt d’Alzon in de dochter van een bevriende familie een geschikte kandidate. Marie Correnson, dan 25 jaar oud, accepteert deze taak en begint op 7 april 1867 haar heimelijk noviciaat. Ze neemt de naam aan van Zuster Emmanuel-Marie de la Compassion.
Samen met Emmanuel d’Alzon geeft Moeder Emmanuel-Marie vorm aan de leefwijze van de zusters, zorgt ze voor de vorming van kandidaten en gaat ze op zoek naar werken waarin de Oblaten gestalte kunnen geven aan hun religieuze opdracht.
Het eerste werkterrein van de zusters is in Turkije, waar ze in het toenmalige Adrianopel gaan werken in het ziekenhuis en in het onderwijs. In de periode tot 1900 breiden de werkzaamheden van de zusters zich uit naar het binnenland van Bulgarije en naar een tweede vestiging in Turkije.
Hoe in Hulsberg gekomen?
Doordat de republikeinen in Frankrijk aan de macht komen in 1878, verandert de welwillende houding van de overheid tegenover kerk en godsdienst aanzienlijk. Ze willen de kerkelijke invloed op het onderwijs uitbannen, het tot dan toe belangrijkste werkterrein van veel negentiende-eeuwse congregaties. Kloosters worden gesloten , het openbare onderwijs op scholen wordt afgeschaft en zodoende zoeken veel congregaties hun toevlucht in het buitenland. Daarna wordt de scheiding tussen kerk en staat radicaal doorgevoerd en komt het zelfs tot een breuk met het Vaticaan. In 1901 wordt alle onderwijs door religieuzen verboden en het is de bedoeling dat alle congregaties in Frankrijk moeten uitsterven. Hierdoor is een massale uittocht van religieuzen het gevolg.
Zo begint de stichteres en overste van de Oblaten in Nîmes, Emmanuel-Marie Correnson, rond 1890 uit te zien naar een mogelijke vestiging in België. Ze vindt deze in Marchienne-au-Pont, waar enkele zusters op verzoek van de pastoor de plaatselijke parochieschool overnemen. Wanneer de zusters Oblaten in 1901 definitief Frankrijk moeten verlaten, gaan ze naar het Zwitserse bisdom Sion. Dit is een tijdelijke vestiging, omdat de zusters geen werk mogen verrichten en zodoende niet in eigen onderhoud kunnen voorzien. Een deel van de zusters vindt vervolgens onderdak in Florence, voor de andere 14 zusters wordt een onderkomen gezocht in Nederland, in het bisdom Roermond.
Aanvankelijk denken de Franse kloosteroversten dat de vestiging in Nederland tijdelijk zal zijn, en daarom is Limburg ideaal, omdat het niet te ver van Frankrijk verwijderd is. De zusters vestigen zich in Roermond op 28 december 1903, tegenover de kapel van O.L.V. in ’t Zand. Ze nemen dames in pension, geven Franse conversatieles en verrichten nachtdienst bij zieken thuis. Er melden zich na enige tijd Nederlandse kandidaten en in 1920 vestigen enkele zusters zich op verzoek van pastoor Alofs in Hulsberg, waar zij het werk van de vertrekkende zusters Ursulinen overnemen. In mei van dat jaar nemen zij hun intrek in hun nieuwe “klooster”: een boerderij aan de Mgr. Brulsstraat.
De pastoor wenst vooral dat de zusters zich zullen inzetten voor de oprichting van een lagere meisjesschool. Daar komt al snel wijkverpleging en later ook bejaardenzorg bij, werken die destijds als liefdewerken worden beschouwd. De zusters doen dit werk uit liefde voor God en uit bekommernis om de noden van de mensen. De overheid voorziet in die tijd hierin niet of slechts gedeeltelijk en de congregatie ontvangt voor de inzet van de zusters geen of slechts een geringe vergoeding. Pastoors hebben ook graag zusters in hun parochie en zij weten ook de zusters Oblaten te vinden. Zo komen de zusters terecht in parochies verspreid over Limburg (Treebeek, Doenrade, Merkelbeek, Voerendaal, Baarlo), Noord-Brabant (Boxtel, Bergeijk, Oirschot, Helmond) Overijssel (Nijverdal, Zwolle) en Gelderland ( Heelsum, Oosterbeek, Doorwerth).
Na het tweede Vaticaans Concilie in 1967 trekt de congregatie zich terug uit haar traditionele werken. Die worden inmiddels door de overheid gesubsidieerd en zijn niet langer sociale noden. De congregatie vindt meer urgente noden op pastoraal terrein. Ook gaat de zorg voor de ouder wordende zusters steeds meer aandacht opeisen. Zusters, die inmiddels met pensioen zijn maar zich nog vitaal voelen, vinden in die zorg en in allerlei vormen van vrijwilligerswerk een zinvolle manier om zich voor anderen te blijven inzetten. Een inzet die zij tot op heden handhaven.